Ook dit jaar was er weer een plechtige bijeenkomst om de slachtoffers van de watersnoodramp in 1953 te herdenken.
Naast kranslegging door Andre de Jong en Bram de Graaf sprak Gerard Oele.
Hij las onder andere een herinnering van Tinus Krabbe voor over zijn belevenissen rondom de watersnoodramp. Tinus beschrijft letterlijk hoe ze vluchtten, waarheen ze gaan, de snelheid van het opkomende water en de dagen en weken daarna.
We zijn daarna een minuut stil. Mooi om te zien dat de jonge generatie “de ouderen” vertegenwoordigt en ook aanwezig zijn.
Namens dorpsraad Sirjansland, dank aan Gerard en André voor de organisatie.
+ + + + – – – – – + + + +
Herinneringen aan de watersnood van 1953
Op zondagmorgen l februari werden wij, de familie Krabbe [toen wonende huidige Sportweg 4], om ongeveer 4.15 uur gewekt door opa Marien v.d. Velde met het bericht dat de dijk op doorbreken stond en dat we direct de paarden in moesten spannen en de koeien losmaken om weg te gaan richting Bruinisse, deze polder ligt n.l. hoger dan Sirjansland en Oosterland. Ik ben toen met de paarden en wagen, waar ook mijn moeder en oma v.d. Velde met nog enige anderen opzaten door de Lageweg [thans doodlopend] richting Bruinisse gereden.
Aangekomen in de polder Bru eerst nog uitgespannen bij boer Hanse op ”Dijkzicht” [waar nu het clubgebouw van de golfbaan is]. Opa v.d. Velde is op de fiets achteropgekomen. Vader Kees en oom Johannes v.d. Velde wilden met de koeien ook die richting uit, maar toen ze op de Achterweg [Lageweg] kwamen, kwam het water al met grote snelheid aan en zijn ze zo snel mogelijk op de fiets ook richting Bru gegaan, de koeien achterlatend. Toen het dag werd zijn we verder naar Bruinisse gegaan. Eerst naar G. de Keijzer in de Steinstraat, maar na het doorbreken van de Oudedijk ’s avonds naar C. de Keijzer in de Deestraat. De paarden waren naar de Stoofpolder gebracht.
2 febr. ‘s-middags zijn we naar de Korte [Ooms, Oudestraat 14] op de winkelzolder gegaan, waar nog vele anderen uit Oosterland en Sirjansland zaten. 3 febr. ‘s-morgens met een Spidoboot van Zijpe naar Rotterdam, dan met auto’s naar de Ahoy hallen en doorgestuurd naar Overschie. Aldaar opgevangen in een zaal van de Ger. Kerk en een evacuatieadres gekregen. 4 febr. mochten we kleren ophalen in Rotterdam en enkele dagen later werkte ik al bij een rijwiel- en bromfietshersteller. Ongeveer begin maart gaat vader Kees terug naar Sir om landbouwwerktuigen te verzamelen en schoon te maken. Eind maart ga ik zelf ook terug, op de Staart ben ik dan werkzaam als koksmaat in een keet waarin dijkwerkers uit Sliedrecht en omgeving gehuisvest zijn.
Mevr. A. de Ronde-Bolijn, Marie Padmos en Jannie Zanddijk zijn werkzaam in de directiekeet, ook op de Staart. Na enige tijd, wanneer draglines arriveren word ik smeerjongen.
Mevr. Eenennaam en dochter Jannie verzorgen het eten in de woning van L. Klink [postkantoor, Korte Poststraat 3]. Hier eet ik en slapen doe ik op de zolder van café/bakkerij Bal [Dorpsstraat 11] met meer anderen.
Mijn moeder komt ook om voor een groep mannen te zorgen, zij zit in de Dorpsstraat 9 [Veeningen]. Mevr. Bal-Jumelet zorgt voor de winkel e.d., mevr. Fluijt-Okkerse voor de zuivelproducten. Als ik de eerste keer naar het dorp kom kunnen we vanwege de wind en de stroom niet op het dorp geraken met de boot en zijn we genoodzaakt om een dag op de “Favorite” [Dillingsweg 3] te blijven tot het tij wat rustiger is. Als ik op de Staart ben ga ik ook regelmatig met de vlettenschipper boodschappen doen bij de fam. Bal.
Zondag 12 april is er erg hoog water en breekt de Oudedijk nog een keer door en loopt Bruinisse weer in. Ook komt er water in de kerk op Sirjansland. Vanaf paal Nul, waar de Oudedijk bij de zeedijk komt kun je soms met een boot naar het dorp toe, anders moet je lopen over de dijk tot bij het gat en daar met een bootje verder. Het gat was waar nu de oprit naar het Dijkwater is. Het gat bij Sir gaat met Pinksteren, 23 mei, dicht en de Rampaartsedijk op 5 augustus. Bij Oosterland en Viane zijn ze al eerder gedicht zodat met leegpompen kan worden begonnen.
In de winter van ’53-’54 ben ik smeerder op een dragline bij de voorbereiding voor de verkaveling. In de lente van 1954 werd op land waar niet gewerkt werd weer ingezaaid, voornamelijk gerst. Op de lichtere grond ook aardappelen en bieten, die een redelijke opbrengst gaven. De verkaveling die voor latere tijd was gepland is in verband met de watersnood hier voortijdig uitgevoerd. In 1955 werd weer overal ingezaaid en inmiddels was er ook gips beschikbaar ter verbetering van de structuur van de grond. Dit was voornamelijk nodig op de zwaardere gronden.
Sirjansland januari 2003
M.A. Krabbe czn.